Verjaringstermijnen komen wij op meerdere plekken tegen binnen de Nederlandse wetten. Ook in het arbeidsrecht komen verschillende verjaringstermijnen voor. Verjaring betekent dat een werknemer bijvoorbeeld na 5 jaar niet meer kan afdwingen dat de (ex)werkgever achterstallig of te weinig betaalde loon alsnog moet betalen. Deze vordering (betaling van niet of te weinig ontvangen loon) kan bij een "verjaring" niet meer afgedwongen worden. Voordat er verjaring kan plaatsvinden is het nodig dat er een vordering bestaat tussen de partijen (in eerdergenoemde voorbeeld zijn de partijen de (ex)werkgever en de werknemer).

De werknemer kan loon tegoed hebben van de werkgever. Andersom is ook mogelijk. De werkgever betaalt namelijk rond de twintigste van de maand het salaris aan de werknemer voor de hele maand. Stel dat de werknemer 1 dag na salarisbetaling ontslag neemt of wordt ontslagen, dan heeft de werkgever het aantal dagen tot het einde van de maand wel betaalt zonder dat de werknemer daar arbeid voor verricht omdat deze immers ontslag heeft genomen of is ontslagen. Dit onverschuldigd betaalde loon kan de werkgever bij de werknemer terugeisen. Op deze manier kan ook de werkgever een vordering op de werknemer hebben.

Verjaring binnen het arbeidsrecht ziet o.a. toe op de vorderingen die te maken hebben met "loon". Denk hierbij aan onterecht te weinig betaalde loon over een bepaalde periode of salarissen die nooit zijn uitbetaald. Daarnaast hebben werknemers recht op vakantiedagen die zij het hele jaar door kunnen opnemen. De dagen die zij niet opnemen kunnen opeisbaar blijven tot 5 jaar na het einde van het jaar waarin de aanspraken ontstaan zijn. Dit geldt echter niet voor de wettelijk voorgeschreven vakantiedagen.

 

Verjaring van de loonvordering(en)

Wanneer een van de partijen geld van de ander te vorderen heeft moet de eisende persoon dit binnen een bepaalde tijd kenbaar maken aan de ander en bij die mededeling eisen dat het geld wordt (terug)betaalt. De termijn waarbinnen dit moet gebeuren is 5 jaar. Wanneer partijen 5 jaar niks van zich hebben laten horen, is de vordering verjaard. Uiteraard staat het degene die moet betalen altijd vrij zijn "verjaarde" schuld in te lossen. Deze morele plicht blijft altijd bestaan. De vrijheid om een verjaarde vordering te betalen is niet geheel vrijwillig. Het voldoen aan die vrijheid (die eigenlijk een morele 'plicht' is) door de schuldenaar kan namelijk niet zomaar worden teruggedraaid.

Een voorbeeld ter verduidelijking:

Wanneer een schuldenaar een openstaande schuld betaalt en er later achter komt dat de schuld al verjaard was en niet meer afgedwongen kon worden door de (ex-)schuldeiser mag hij geen beroep doen op "onverschuldigde betaling" en het betaalde terugvorderen. De vrijheid zit hem in de bescherming dat bijvoorbeeld de werkgever na verloop van tijd (5 jaren) niet meer bang hoeft te zijn dat de werknemer via juridische wegen de schuld zal afdwingen door bijvoorbeeld beslag te leggen op eigendommen van de werkgever. Binnen de termijn van 5 jaar kan dat uiteraard wel.

Verjaring of verval van de aanspraken op vakantiedagen en vakantiegeld?

Ook de aanspraken van vakantiedagen en vakantiegeld kunnen vervallen. Let op; een vervaltermijn is iets anders dan een verjaringstermijn. Bij verval kan de termijn, in tegenstelling tot verjaring, niet verlengd worden door een stuitingshandeling. Opgebouwde vakantiedagen kunnen werknemers doorgaans tot het einde van het jaar opnemen. Ook vakantiegeld (ook wel vakantiebijslag genoemd) spaart men op, maar dit vakantiegeld of vakantiebijslag krijgt de werknemer meestal halverwege het jaar (erop) uitgekeerd. De aanspraak, op de bovenwettelijke vakantiedagen, verjaart in beginsel na 5 jaar. De wettelijke vakantiedagen zijn bij een fulltime (40-urige) dienstverband 20 werkdagen per jaar. Deze wettelijke vakantiedagen moeten binnen een half jaar, na het jaar waarin deze zijn opgebouwd, worden opgenomen. De wettelijke vakantiedagen over het jaar 2020 moeten dus voor 1 juli 2021 worden opgenomen, anders vervallen deze vakantiedagen. Heeft een werknemer meer dan 20 vakantiedagen per jaar, dan geldt voor de dagen boven de wettelijke vakantiedagen, de huidige regeling. Namelijk dat deze binnen 5 jaar moeten worden opgenomen. Anders vervallen deze. Het is voor de werknemer verstandig aan te geven dat hij eerst de wettelijke vakantiedagen opneemt omdat deze het eerst vervallen, alvorens over te gaan op de bovenwettelijke vakantiedagen. Wanneer iemand dit niet aangeeft wordt geacht dat de vakantiedagen die de kortste vervalperiode kennen het eerst worden opgenomen. Vakantiegeld vervalt niet, maar verjaart binnen een termijn van 3 jaar. Vakantiegeld is een onderdeel van het loon en loonvorderingen verjaren in principe na 5 jaar. Desondanks geldt voor het vakantiegeld een afwijkende verjaringstermijn. Deze termijn kan gestuit worden.

Wanneer begint de verjaringstermijn te lopen?

Een verjaringstermijn begint meestal te lopen vanaf het moment dat een vordering opeisbaar is, tenzij de schuldeiser er op een later moment bekend mee raakt. Bijvoorbeeld op vanaf de dag dat het loon uitbetaald had moeten worden. Op het moment dat de schuldeiser kenbaar maakt dat hij geld krijgt van de ander, begint de termijn van 5 jaar weer opnieuw te lopen. Juridisch spreek men van stuiting van de verjaring. De manier waarop het kenbaar gemaakt moet worden is wel van belang. Bewijstechnisch is het makkelijker als achteraf aangetoond kan worden dat de werkgever een brief heeft ontvangen omdat de werknemer de loonvordering aangetekend heeft verzonden. Ook wanneer de schuldenaar een betalingsregeling probeert te treffen begint de termijn opnieuw te lopen. Dit stuiten van de verjaring doet zich ook voor, wanneer de partij die tot iets gehouden is aangeeft, dat hij zijn verplichtingen zal nakomen. Wanneer de werknemer dus 4 maanden (achterstallig) loon (vanwege onderbetaling) tegoed heeft beginnen de termijn op 4 verschillende data te lopen en eindigen 5 jaar na de datum van opeisbaarheid.

 

Hieronder een overzicht van een aantal verjaringstermijnen binnen het arbeidsrecht

Het is goed te begrijpen dat in sommige gevallen afgeweken mag worden van de wettelijke verjaringstermijnen. Wanneer afgeweken mag worden kan het zijn dat niet ten nadele van de werknemer afgeweken mag worden. Wanneer onjuist van de wettelijke verjaringstermijn wordt afgeweken is de afwijkende verjaringstermijn nietig of vernietigbaar.

De verjaringstermijn van 2 maanden geldt in de volgende gevallen:

Opzegging in strijd met opzegverboden moet binnen 2 maanden vernietigd worden. Deze termijn begint te lopen vanaf de datum van de beëindiging van het arbeidscontract.

 


De verjaringstermijn van 6 maanden geldt in het volgende geval:

Schadevergoeding vanwege onregelmatig ontslag of kennelijk onredelijk ontslag moet binnen 6 maanden aangevochten worden. De termijn begint te lopen op het moment van beëindiging/opzegging van de arbeidsovereenkomst.

 


De verjaringstermijn van 3 jaar geldt in het volgende geval:

Vernietiging van beding of overeenkomst. Termijn begint te lopen op het moment waarop voor de vernietiging van het beding of de overeenkomst wordt ingeroepen.

Uitbetaling van vakantiegeld verjaart na drie jaar, vanaf het einde van het vakantiedienstjaar waarop dat vakantiegeld betrekking heeft. De termijn wordt twee jaar als er sprake is van een vergissing, welke is toe te schrijven aan het vakantiefonds. De termijn is vijf jaar in geval van fraude.

 


Verjaringstermijn van 5 jaar geldt in de volgende gevallen:

Loon en tewerkstelling verjaart na 5 jaren als de werknemer binnen 6 maanden de opzegging van het arbeidscontract heeft vernietigd omdat er geen ontslagvergunning is aangevraagd of verleend, maar toch is opgezegd.

Het aansprakelijk stellen van de werkgever voor ongelukken, beroepsziekte en bedrijfsongevallen (5 jaar vanaf het bekend worden van de schade, maar in elk geval verjaart de aansprakelijkheid na de algemene verjaringstermijn van 20 jaar en de bijzondere verjaringstermijn 30 jaar ingeval er schade is ontstaan door gevaarlijke stoffen (asbest)).

Het opnemen van vakantiedagen en vakantierechten moeten binnen een termijn van 5 jaar opgeëist worden op straffe van verjaring. De verjaringstermijn begint te lopen op 31 december van het jaar waarin de aanspraak op vakantiedagen is ontstaan of het moment dat de verjaring is gestuit waardoor er een nieuwe termijn begint te lopen. Het is aan te raden om te beginnen met het opmaken van de oudste vakantiedagen om verjaring te voorkomen. Het recht op Adv-dagen (arbeidsduur verkortingsdagen) en de uitbetaling van deze Adv-dagen verjaart ook binnen 5 jaar na het jaar waarin de werknemer hier recht op had of het moment van stuiting.

 

De verjaringstermijn van 20 jaar geldt in het volgende geval:

De termijn van 20 jaar geldt voor de vordering op grond van een onrechtmatige daad. Een opzegging kan bij uitzondering ook een onrechtmatige daad opleveren. Dan kan, wanneer niet binnen 6 maanden een schadevergoeding is gevorderd, alsnog op grond van een onrechtmatige daad schadevergoeding gevorderd worden

 

Een beroep op verjaring in strijd met de redelijkheid en billijkheid?

Goed werkgeverschap brengt met zich mee dat een werkgever onder bepaalde omstandigheden redelijkerwijs zich niet mag beroepen op de verjaring van een vordering. Dit is met name het geval wanneer de werkgever zelf bijgedragen heeft aan de verjaring. Door bij de werknemer de indruk te wekken dat hij geen wet heeft overtreden en ingeval de werknemer aangeeft naar de rechter te gaan zeggen dat hij toch aan het kortste eind trekt. Met dit soort gedragingen wekt de werkgever de indruk dat door verloop van tijd de rechten van de werknemer aangetast zijn. Mogelijk zijn er (daarbij nog) andere omstandigheden (nodig) die het beroep op verjaring onredelijk maken.