De geneeskundige behandelingsovereenkomst is een bijzondere vorm van de overeenkomst van opdracht. De bepalingen van de deze wet hebben een dwingendrechtelijk karakter. Deze wet stelt de bescherming van de patiënt centraal en er kan niet worden afgeweken van de bepalingen. Bij de normale overeenkomt van opdracht zijn de regels voornamelijk van regelend recht die uitkomst bieden wanneer partijen zelf niets hebben afgesproken over bepaalde zaken. 

De redelijkheid en de billijkheid blijft, ondanks het dwingendrechtelijke karakter van de wet, van toepassing. Naast de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst zijn ook beroepsregels (meestal opgesteld door de beroepsgroep zelf zoals de Gedragsregels etc.) van toepassing. 
 
De wettelijke regeling van de geneeskundige behandelovereenkomst is niet beperkt tot de partijen bij de behandelingsovereenkomst. Door de opneming van een uitbreidende wettelijke afdeling heeft de regeling in beginsel ook betrekking op andere, vergelijkbare relaties (bijvoorbeeld de overeenkomst tot het afnemen van bloed t.b.v. een bloedbank of het afsluiten van een levensverzekering).

Wat houdt geneeskundige behandelingsovereenkomst in?

Als een hulpverlener een patiënt behandelt, heeft deze patiënt op grond van de Wgboeen geneeskundige behandelingsovereenkomst met hem of haar. Er hoeft dus geen contract of iets dergelijks getekend te worden. Deze overeenkomst komt tot stand op het moment waarop de patiënt of zijn vertegenwoordiger zich met een concrete hulpvraag tot de hulpverlener wendt en de hulpverlener vervolgens op deze vraag ingaat. Zelfs bij keuringen in opdracht van een ander dan de patiënt zijn de regels ‘voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet’ van de behandelingsovereenkomst van toepassing. Dit laatste heeft bijvoorbeeld te maken met bijvoorbeeld gedetineerden, militairen of andere mensen die verplicht zijn of worden om bepaalde behandelingen of keuringen te ondergaan, waarbij de werkgever of de instelling de opdracht geeft aan de hulpverlener om de dienst te leveren.

Rechten en plichten 

In de WGBO staan allerlei rechten en plichten die bij deze geneeskundige behandelingsovereenkomst horen. Hier moeten de zorgverlener en de patiënt zich aan houden.

Wilsonbekwamen

Wanneer de patiënt jonger is dan 12 jaar of ouder dan 12 jaar, maar niet in staat is tot redelijke waardering van zijn belangen, worden de verplichtingen uit de behandelovereenkomst tegenover de ouders, voogd of andere (wettelijke) vertegenwoordiger nagekomen. Ondanks deze regel moet de minderjarige patiënt wel worden geïnformeerd. Ouder hebben niet onbeperkt zeggenschap. Deze zeggenschap wordt beperkt door de plicht van goed hulpverlenerschap van de hulpverlener (art. 7:465 lid 4).

Een bijzonderheid zijn de minderjarigen van 16 en 17 jaar. Zij worden gelijkgesteld aan een meerderjarige en zijn dus bekwaam tot het zelfstandig aangaan van een behandelingsovereenkomst. 

Informatie en toestemming

Om een geldige toestemming voor een behandeling te kunnen geven, moet de patiënt door de hulpverlener adequaat geïnformeerd zijn (‘informed consent’). De inhoud van de informatie in het concrete geval en de wijze waarop deze moet worden verstrekt, is natuurlijk afhankelijk van de omstandigheden. Ook het moment waarop de inlichtingen moeten worden gegeven, hangt af van de omstandigheden.  

Verreweg het belangrijkste is natuurlijk de informatie over de normale en voorzienbare risico’s die aan een behaalde behandeling of ingreep kleven. Een hulppersoon kan ervoor kiezen bepaalde informatie niet te verstrekken wanneer deze informatie kennelijk ernstig nadeel met zich meebrengt. Dit laatste is de zogenoemde therapeutische exceptie. 

Toestemming en weigeren 

Bij kinderen tot 12 jaar moeten hun (wettelijke) vertegenwoordigers toestemming geven. Bij kinderen van 12 tot 16 jaar is noodzakelijk dat zowel het kind als de (wettelijk) vertegenwoordiger toestemming geeft. Kinderen van 16 jaar of ouder mogen zelfstandig toestemming geven. 

Weigert de patiënt toestemming, dan vindt normaal gesproken geen behandeling plaats. Zelfs wanneer er toestemming wordt gegeven, wil dat niet zeggen dat de patiënt toestemming geeft tot alle handelingen die verricht worden in het kader van de behandelingsovereenkomst. De patiënt kan bovendien een eenmaal gegeven toestemming intrekken.

Voor kinderen beneden de 12 jaar is in beginsel alleen de toestemming van de ouders vereist, zij het dat de niet-toestemming van de ouders door de arts niet gevolgd hoeft te worden als die in strijd is met zijn zorg van een goed hulpverlener.

De verrichting kan evenwel zonder toestemming van de ouders worden uitgevoerd, als zij kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen. Denk aan ouders van jonge kinderen die uit religieuze overwegingen weigeren toestemming te geven voor een bloedtransfusie. Voor abortus geldt dat die ingreep niet kan worden beschouwd als een ingreep die “kennelijk nodig” is om “ernstig nadeel” voor de patiënt “te voorkomen”. Anderzijds zal tot deze verrichting uiteindelijk kunnen worden overgegaan, zonder dat de ouders of de voogd van de minderjarige daarvoor toestemming hebben gegeven, maar als de minderjarige de verrichting weloverwogen blijft wensen. 

Plichten patiënt en hulpverlener

De patiënt is de hulpverlener loon verschuldigd. Vaak vindt betaling van het loon aan de hulpverlener plaats d.m.v. deelneming van de patiënt in een wettelijk verplichte ziektekostenverzekering. De patiënt geeft de hulpverlener naar beste weten de inlichtingen en de medewerking die deze redelijkerwijs voor het uitvoeren van de overeenkomst behoeft. De hulpverlener mag van een patiënt verlangen dat hij ook na beëindiging van de behandelingsovereenkomst binnen redelijke grenzen het nodige doet om eventuele schade te beperken die de patiënt zélf tijdens de behandeling heeft opgelopen. De hulpverlener moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. 

Dossierplicht

In een dossier moeten aantekeningen worden bijgehouden voor zover dit van belang is voor een goede hulpverlening. Persoonlijk werkaantekeningen van een hulpverlener vallen niet onder de regels van het dossier en moeten ook apart worden bewaard. De bewaartermijn van het dossier is 15 jaar.

De patiënt heeft recht op inzage in het dossier en het recht op een afschrift daarvan. De patiënt heeft het recht kennis te nemen van het dossier waarover de hulpverlener beschikt en zelfs over de gegevens die de hulpverlener niet meegedeeld heeft vanwege grote risico’s voor de patiënt. De patiënt heeft recht op vernietiging van het dossier of delen daarvan. Gehele of gedeeltelijke vernietiging binnen 3 maanden en zelfs binnen de bewaartermijn van 15 jaar, behoudens enkele uitzonderingen.

Geheimhoudingsplicht en privacy

De hulpverlener mag over de gegevens omtrent de patiënt geen mededelingen doen aan derden (art. 7:457). Deze regel is natuurlijk niet zonder uitzonderingen. Wanneer de hulpverlener bepaalde inlichtingen aan de patiënt wil onthouden, mag hij die inlichtingen wél aan een ander dan de patiënt verstrekken;

  • als doorbreking van de geheimhoudingsplicht noodzakelijk is om een belang te dienen dat zwaarder weegt dan het belang dat door het beroepsgeheim wordt beschermd (conflict van plichten & overmacht); 
  • wanneer hij toestemming van de patiënt heeft; 
  • als wet- en regelgeving de hulpverlener verplichten bepaalde gegevens te verstrekken.

Volgens de wet kan zonder toestemming van de patiënt informatie over hem worden gegeven aan diegenen wier toestemming ter zake van de uitvoering van de behandelingsovereenkomst is vereist (zoals ouders en curatoren). Volgens de wet heeft de hulpverlener geen toestemming nodig van de patiënt als hij inlichtingen verstrekt aan personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst (bv. verpleegkundigen, dokters- en tandartsassistenten). De wet voorziet ook in de mogelijkheid dat zonder toestemming van de patiënt inlichtingen en bescheiden die op hem betrekking hebben, worden verstrekt aan degene die als vervanger van de hulpverlener de patiënt tijdens de afwezigheid van die hulpverlener behandelt. Artsen en verpleegkundigen dienen te werken op een manier dat anderen dit niet kunnen zien of op andere wijze kunnen waarnemen, tenzij natuurlijk de patiënt daar vooraf mee heeft ingestemd.

Centrale aansprakelijkheid 

Het ziekenhuis wordt – zelfs als het zelf geen partij is bij de overeenkomst – voor tekortkomingen bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst, voor zover die binnen zijn muren plaatsvinden, aansprakelijk gesteld als ware dat het zij partij is geweest bij die overeenkomst. Dus al is het ziekenhuis niet letterlijk betrokken geweest bij de geneeskundige behandelovereenkomst, dan nog wordt zij (het ziekenhuis) gezien als partij bij die overeenkomst en kan zij dus aansprakelijk gesteld worden voor eventuele opgelopen schade.

Verbod op exoneraties

Hulpverleners en ziekenhuizen mogen hun aansprakelijkheid niet contractueel uitsluiten of beperken, aldus artikel 7:463 van het BW. Het gaat immers om de belangen van het leven en de gezondheid van de patiënt en om een overwichtspositie bij de arts of het ziekenhuis. Wel laat het exoneratie-verbod het matigingsrecht (de rechter de schade kan verlagen) van de rechter onverlet (artikel 6:109 BW).